Het kind dat zich niet bewust is van de narcistische familie, ervaart deze als elke andere familie. Als je hen vraagt naar hun jeugd, zullen ze zeggen dat die geweldig was. Foutloos. Ideaal. Ze houden heel veel van hun ouders en vinden zichzelf gelukkig met zo’n geweldige jeugd.
Na een kort moment staren ze echter in de verte. Er verschijnt een rimpel tussen hun wenkbrauwen. Ze openen hun mond om iets te zeggen, maar aarzelen.
“Ik bedoel,” beginnen ze uiteindelijk. “Het was niet altijd geweldig. Maar het had erger kunnen zijn. Ik heb geluk gehad.”
En daarmee verdwijnt de rimpel tussen hun wenkbrauwen en keert de persoon die is opgegroeid in een narcistische familie terug uit zijn verre staat van dissociatie. Het evenwicht in hun cognitief dissonante geest is hersteld.
Wat is er net gebeurd? Heeft deze persoon een goede jeugd gehad, of...